Het was mijn eigen schuld. Omdat ik tijdens een praatje met de buren de buitendeur had laten openstaan, ontging mij dat hij was binnengekomen. Ik kwam daar pas achter toen hij zachtjes de kamer inliep.
Hoe hij keek, kon ik niet zien. Ik zag alleen zijn rug. Mijn hart bonsde, stel je voor dat hij zich omdraaide en op mij toekwam.
Dat gebeurde gelukkig niet. Hij verdween achter de televisiekast.
En nu zit ik ermee. Het liefst zou ik naar bed gaan, het is laat genoeg. Maar stel je voor, dat hij besloot mijn aan de kamer grenzende slaapkamer binnen te gaan. Ik moet er niet aan denken.
Wakker blijven? De televisie biedt 's nachts niet veel fraais.
Ik kijk naar de vliegenmepper die ik naast me heb liggen. Zou ik hem wel durven slaan als hij weer te voorschijn kwam? Andere mogelijkheid: in mijn rolstoel op zoek gaan naar de eng grote spin, écht groot? Vrijwel onuitvoerbaar, nee dank je. Dichtbij wonende zoon uit bed bellen? Ook zo kinderachtig.
Er zal niets anders opzitten: naar bed, hoofd onder de dekens en er het beste van hopen.
Welterusten.