Een van mijn schoonzusters heeft de spreekwoordelijke groene vingers. Geef haar een zieltogende plant en binnen de kortste keren is deze sterk, gezond en mooier dan je ooit had kunnen dromen.
Natuurlijk wil iedereen weten hoe ze dat toch doet.
Voor haar schreef ik het volgende gedichtje:
MOOIE PLANTEN
‘Goedendag, mevrouw van Zanten,
wat hebt u toch mooie planten.
O, wat zijn ze prachtig groen!
Zegt u eens mevrouw van Zanten,
wat doet u toch met die planten
en wat denkt u, kan ik dat ook doen?'
‘Maar natuurlijk, mevrouw Jansen,
heel eenvoudig mevrouw Jansen,
met ze praten, elke ochtend voor ’t ontbijt.
Daarna alle blaadjes sponsen,
heel voorzichtig blaadjes sponsen
met een afwasmiddel dat niet bijt.
Dan wat water, mevrouw Jansen,
niet te veel, hoor, mevrouw Jansen,
niet te koud ook én wat mest.
’t Liefste eens per veertien dagen,
maar als ze daarom soms vragen,
is wat vaker ook nog best.’
‘’t Spijt me echt mevrouw van Zanten,
zoveel werk voor mooie planten?
Daar begin ik maar niet aan.
Ik koop straks wat namaakplanten,
mooie groene namaakplanten
en die zet ik dan wel voor het raam.’
© cwzvd