De zelfgemaakte olijfolie met een smaakje was heerlijk. Een vleugje knoflook, Spaanse peper en citroen. Nooit gedacht dat ik zomaar olijfolie zou proeven, maar déze. . . een piepklein beetje op een theelepeltje! Geweldig, wat was het lekker.
Wás, want toen ik de volgende dag mijn kast opendeed, viel mijn flesje met een akelige plof op de grond. Stuk! Wat een olieplas op de grond, gevuld met glasscherven! Daar zat ik: in mijn rolstoel, tussen aanrecht en olievlek en daarachter de kamer waar op de tafel mijn telefoon lag.
Goede raad was duur. Ik kon onmogelijk met de rolstoel door de olieplas rijden, slecht voor mijn vloerbedekking. Gelukkig lag de keukenrol bij de hand. Een uitgelegde reep papier gaf aan dat er een smal olie- en glasloos stukje vloer was. Moeizaam schuifelde ik erover naar de telefoon. Dochter uit bed gebeld (het was nog vroeg). Ze zou komen. Inmiddels arriveerde ook mijn dagelijkse verpleegster. Enfin, om een lang verhaal kort te maken. Zij veegde de ergste rommel bijelkaar, mijn dochter kwam, was een hele tijd bezig om de vettigheid te verwijderen en ik. . . treurde om mijn heerlijke olie. ‘Was zo lekker' vertelde ik mijn dochter. ‘Ja, wás', zei ze, ‘maar niet als je er een tijdje met je neus bovenhangt.' Daar had ze gelijk in.
's Avonds kwam een van de zoons langs. Hij sniffelde: ‘Wat heb je gedaan met knoflook?'
‘Oliefles gebroken', meldde ik somber. ‘Ik proef het, bah, mijn lippen smaken ernaar.'
Tja, zo zie je maar weer. Smaken verschillen.