"Het was 1739. De Wolven slopen om de huizen. De hele avond en nacht hoorde men het gehuil van de hongerige dieren. Niemand durfde naar buiten, ook opa Jan niet, uit angst dat ze zouden worden opgevreten!"
Lammert Koeslag keek naar zijn drietal. De meisjes Geertrui en Janna, 11 en 6 jaar oud, zaten dicht bijelkaar.
"Lammert, je maakt de kinderen bang, hou op." Moeder Janna's stem klonk boos.
De 10-jarige Daniël schoof wat dichter naar zijn moeder toe, maar zei dapper: "Ik ben niet bang, echt niet."
"De wolven kwamen meestal in de maand januari in de buurt van de steden en dorpen, omdat de akkers dan bevroren waren en voedsel moeilijk te vinden was. Daarom wordt bij ons in de Achterhoek januari ook wel Wolfsmaand genoemd", besloot vader Lammert zijn verhaal in 1765.
WOLVENJACHT
In 1592 mocht dan op last van de Staten van Utrecht een grote klopjacht zijn gehouden, de wolven bleven zich in de Lage Landen vertonen. Met name in 1739 was in delen van de Achterhoek en Brabant de overlast van de hongerige beesten groot.
Eerst in 1897 zou in ons land de laatste wilde wolf gezien worden. Ophef was er dan ook toen in 2000 in Zeeland opnieuw een wolf werd gesignaleerd. In 2008 gingen er stemmen op om de wolf in ons land terug te plaatsen, omdat deze daar thuis zou horen. De meningen waren echter verdeeld.
Hoe onze oud-overgrootouders Lammert Koeslag en Janna Raad, gehuwd op 3 november 1754 in Lochem, tegenover dit plan zouden staan, is niet moeilijk te raden.
En de wolven zelf? Die hebben mogelijk helemaal geen plan nodig, vinden gewoon instinctief de jachtvelden van hun voorvaderen terug.